Milieu en natuur: goochelen met cijfers
Een goed beleid is wetenschappelijk onderbouwd. Bestuurders pakken graag uit met cijfers die aantonen dat ze op de goede weg zijn.
Tegenstanders halen dat beleid met veel plezier onderuit. Ook steunend op cijfers, maar andere natuurlijk.
Er zijn gewetensvolle wetenschappers (we gaan er van uit dat de meeste dat zijn) die degelijke en goed onderbouwde rapporten afleveren. Maar er zijn ook wetenschappers die zich graag, tegen royale betaling, voor de kar laten spannen om een heel ander verhaal af te leveren. Een klassiek voorbeeld zijn de studies van tabaksfabrikanten die aantonen dat roken helemaal niet zo schadelijk is. Of rapporten die negatieve effecten van pesticiden minimaliseren.
De eerste studies rond klimaatopwarming werden zeer kritisch onthaald. Maar nu, enkele tientallen jaren na deze eerste rapporten, zijn 96 procent van de wetenschappers het eens. Het klimaat warmt op, en de mens is er de oorzaak van. Toch zijn er nog steeds wetenschappers die met cijfers het omgekeerde willen bewijzen.
We geven een twee voorbeelden van hoe cijfers gebruikt worden om tegengestelde conclusies aan te tonen. Eén over de klimaatopwarming, en één over het wel of niet toenemen van de Vlaamse bossen.
Tegenstanders halen dat beleid met veel plezier onderuit. Ook steunend op cijfers, maar andere natuurlijk.
Er zijn gewetensvolle wetenschappers (we gaan er van uit dat de meeste dat zijn) die degelijke en goed onderbouwde rapporten afleveren. Maar er zijn ook wetenschappers die zich graag, tegen royale betaling, voor de kar laten spannen om een heel ander verhaal af te leveren. Een klassiek voorbeeld zijn de studies van tabaksfabrikanten die aantonen dat roken helemaal niet zo schadelijk is. Of rapporten die negatieve effecten van pesticiden minimaliseren.
De eerste studies rond klimaatopwarming werden zeer kritisch onthaald. Maar nu, enkele tientallen jaren na deze eerste rapporten, zijn 96 procent van de wetenschappers het eens. Het klimaat warmt op, en de mens is er de oorzaak van. Toch zijn er nog steeds wetenschappers die met cijfers het omgekeerde willen bewijzen.
We geven een twee voorbeelden van hoe cijfers gebruikt worden om tegengestelde conclusies aan te tonen. Eén over de klimaatopwarming, en één over het wel of niet toenemen van de Vlaamse bossen.
‘Het ijs wordt steeds dunner, de ijsbeer ook’
Is een uitspraak van Poolgids Rinie van Meurs. Maar helaas klopt het ook.
Eerst de cijfers, en die zijn dus verwarrend.
Er zijn vandaag minstens 22.000 ijsberen, of vier maal meer dan veertig jaar geleden. En dat terwijl de ijsbeer het elk jaar moeilijker zou hebben door het smeltende ijs. Die hoge ijsberenpopulatie is een argument die klimaaontkenners graag gebruiken om de besluiten van de klimaatwetenschappers onderuit te halen. Hoe zit het nu eigenlijk?
Veertig jaar geleden werd in Oslo het ‘Agreement on the Conservation of Bolar Bears’ ondertekend door de 5 landen met een belangrijke ijsbeerbestand: Canada, de VS, Denemarken (met Groenland), Noorwegen en de Sovjet-Unie.
In die periode was de ijsbeer bijna uitgestorven, en daar was de jacht verantwoordelijk voor. De ijsberenjacht was toen een hobby van de jetset. Dank zij het akkoord in Oslo begon het tij te keren en de ijsbeerpopulaties groeiden terug aan. Net dat succes wordt nu door klimaatsceptici gebruikt.
Een van deze sceptici is Leona Aglukkaq, een Inuit die deze zomer benoemd werd tot Canadese milieuminister. Al snel deed de nieuwe milieuminister van zich spreken door het klimaatprobleem ‘een debat’ te noemen. ‘Mijn broer is voltijds jager’ zegt Leona, ‘en zal je vertellen dat de ijsbeerpopulaties groeien, en dat de wetenschappers zich vergissen’.
Die vergissende wetenschappers vertellen een ander verhaal. Ze wijzen op gebieden, zoals de omgeving van de stad Churchill aan de Hudson baai in Canada, waar de ijsberenbevolking van 1200 stuks in 1987 slonk tot 900 nu. Wetenschappers verwachten dat die trend zich in alle ijsberengebieden zal doorzetten.
Oorzaak: het smeltend zeeijs. De dag waarop de kust voor de eilanden volledig ijsvrij zijn, valt elk jaar vroeger. Ijsberen zoeken hun voedsel in de regel op zeeijs, waar ze zeerobben vangen. Maar dat wordt moeilijker door het sneller smelten van het ijs.
De beren moeten daardoor steeds grotere afstanden zwemmen. Berinnen die kleine jongen bijhebben, verliezen daardoor steeds meer jongen. Die zijn nog niet klaar voor lange afstanden in ijskoud water.
In de jaren ’80 haalden nog 65% van de jongen zijn eerste levensjaar. In 2006 was dat nog maar 43%. Maar ook de ijsberenmoeders verliezen conditie door de klimaatopwarming. In de Hudsonbaai bijvoorbeeld verdwijnt het ijs vandaag al drie weken vroeger dan dertig jaar geleden. Voor een zwangere ijsbeer betekend dat dat ze drie weken minder tijd heeft om zich vet te mesten voor ze haar winterslaap begint. Dertig jaar geleden wogen vrouwtjesijsberen gemiddeld 295 kilogram. Vandaag is dat 230 kilogram. Dat komt in de buurt van de 190 kilogram, een gewicht waarbij ijsberen niet zwanger worden.
Eerst de cijfers, en die zijn dus verwarrend.
Er zijn vandaag minstens 22.000 ijsberen, of vier maal meer dan veertig jaar geleden. En dat terwijl de ijsbeer het elk jaar moeilijker zou hebben door het smeltende ijs. Die hoge ijsberenpopulatie is een argument die klimaaontkenners graag gebruiken om de besluiten van de klimaatwetenschappers onderuit te halen. Hoe zit het nu eigenlijk?
Veertig jaar geleden werd in Oslo het ‘Agreement on the Conservation of Bolar Bears’ ondertekend door de 5 landen met een belangrijke ijsbeerbestand: Canada, de VS, Denemarken (met Groenland), Noorwegen en de Sovjet-Unie.
In die periode was de ijsbeer bijna uitgestorven, en daar was de jacht verantwoordelijk voor. De ijsberenjacht was toen een hobby van de jetset. Dank zij het akkoord in Oslo begon het tij te keren en de ijsbeerpopulaties groeiden terug aan. Net dat succes wordt nu door klimaatsceptici gebruikt.
Een van deze sceptici is Leona Aglukkaq, een Inuit die deze zomer benoemd werd tot Canadese milieuminister. Al snel deed de nieuwe milieuminister van zich spreken door het klimaatprobleem ‘een debat’ te noemen. ‘Mijn broer is voltijds jager’ zegt Leona, ‘en zal je vertellen dat de ijsbeerpopulaties groeien, en dat de wetenschappers zich vergissen’.
Die vergissende wetenschappers vertellen een ander verhaal. Ze wijzen op gebieden, zoals de omgeving van de stad Churchill aan de Hudson baai in Canada, waar de ijsberenbevolking van 1200 stuks in 1987 slonk tot 900 nu. Wetenschappers verwachten dat die trend zich in alle ijsberengebieden zal doorzetten.
Oorzaak: het smeltend zeeijs. De dag waarop de kust voor de eilanden volledig ijsvrij zijn, valt elk jaar vroeger. Ijsberen zoeken hun voedsel in de regel op zeeijs, waar ze zeerobben vangen. Maar dat wordt moeilijker door het sneller smelten van het ijs.
De beren moeten daardoor steeds grotere afstanden zwemmen. Berinnen die kleine jongen bijhebben, verliezen daardoor steeds meer jongen. Die zijn nog niet klaar voor lange afstanden in ijskoud water.
In de jaren ’80 haalden nog 65% van de jongen zijn eerste levensjaar. In 2006 was dat nog maar 43%. Maar ook de ijsberenmoeders verliezen conditie door de klimaatopwarming. In de Hudsonbaai bijvoorbeeld verdwijnt het ijs vandaag al drie weken vroeger dan dertig jaar geleden. Voor een zwangere ijsbeer betekend dat dat ze drie weken minder tijd heeft om zich vet te mesten voor ze haar winterslaap begint. Dertig jaar geleden wogen vrouwtjesijsberen gemiddeld 295 kilogram. Vandaag is dat 230 kilogram. Dat komt in de buurt van de 190 kilogram, een gewicht waarbij ijsberen niet zwanger worden.
Groeien of krimpen de Vlaamse bossen?
Minister van Leefmilieu Joke Schauvliege verkondigde in oktober trots dat het Vlaamse bosareaal met 8262 hectaren gegroeid was. Een mooi resultaat. Maar al snel barste een storm van kritiek los.
Professor Bart Muys, hoogleraar bosecologie en bosbeheer aan de KU Leuven was één van de ‘non-believers’ en op wetenschappelijke wijze toonde hij aan dat Schauvlieghe duchtig met spek schoot.
Schauvlieghe steunde zich op ‘de Boswijzer’ het meetinstrument van het Agentschap voor Natuur en Bos dat werd gestart om de bebossingsgraad in Vlaanderen op te volgen. De eerste versie dateert van 2009. De Boswijzer is een meetsysteem gebaseerd op een combinatie van luchtfoto’ sen GIS (geografisch Informatiesysteem). Vanuit een vliegtuig worden digitale foto’s van heel Vlaanderen genomen. Een softwarepakket analyseert de foto’s en duidt de zones aan die als bos kunnen beschouwd worden. In oktober werden de gegevens gepubliceerd van de tweede editie: de luchtbeelden opgenomen in 2012.
De Boswijzer werd opgericht om het aanhoudende welles-nietes over de vooruit of achteruitgang van de bossen in Vlaanderen te beslechten. Maar dat is niet gelukt. De gegevens van de boswijzer rammelden aan alle kanten.
De boswijzer baseert zich op digitale luchtfoto’s, waaruit de bebossing kan worden afgeleid. Volgens Bart Muys is de manier waarop de boswijzer werkt, foutief. Zo worden bomenrijen of lanen, waarvan de kroon wel 10 meter ver over wegen of landbouwgronden hangen, tot bos gerekend. Verkavelingen waar nog veel bomen staan, zijn bos volgens de boswijzer. Ook bosranden, met overhangende kronen boven wegen of landbouwgronden, worden mee tot bos geteld. Voor één bosrand gaat dat niet om hele grote oppervlaktes, maar voor veel heel Vlaanderen, gekenmerkt door een zeer hoge versnipperingsgraad, met veel kleine bossen en bosjes en weinig grote boscomplexen geeft dat wel een belangrijk verschil.
De boswijzer rekent alle beplantingen van meer dan 3 meter hoog tot bos. Zo worden fruitboomaanplantingen bos, en hierdoor worden zelfs bv tomatenserres met tomatenplanten van 3 meter hoog tot bos gerekend worden. Dat bleek duidelijk uit de analyse van de gegevens van de boswijzer.
Bart Muys vergeleek de boswijzer met de kaarten van de universiteit van Maryland, VS. Die heeft kaarten ontwikkeld waarop je de evolutie van de beboste oppervlakte wereldwijd kan zien tussen 2000 en 2012. Die geven tegenovergestelde informatie: voor Vlaanderen een bosuitbreiding van een paar honderd hectaren en tegelijk een ontbossing van enkele duizenden hectaren. Dus zeker een netto-verlies.
Ook Bos+ (www.bosplus.be), de vereniging die ijvert voor meer bos in Vlaanderen, analyseerde de kaarten van de boswijzer, en komt tot een gelijkaardig besluit. Een villawijk in Brasschaat, een begroeide wal van de stortplaats Hooge Maey in Antwerpen, een rotonde in Tervuren, een bomenrij langs een straat in Achel, een golfterrein, dit is maar een greep voorbeelden van percelen die de boswijzer halen maar die geen bos zijn.
Zelfs het INBO, het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek van de Vlaamse overheid zelf, die de gegevens van De Boswijzer gebruikt voor haar Mira-rapporten, geeft voorzichtige kritiek op de cijfers van de Boswijzer.
In haar rapport Natuurindicatoren 2013 (gratis downloaden op www.inbo.be) schrijft INBO: “De boswijzer geeft de bedekking weer door bomengroepen en dit is meer dan de oppervlakte die volgens het bosdecreet als bos wordt beschouwd. Omwille van deze nieuwe methode is een vergelijking met de oppervlakte bos uit 1990 (ruim 146.000 ha), berekend op basis van de boskartering, niet mogelijk”.
Inmiddels nuanceert het Agentschap voor Natuur en Bos de cijfers van de recente boswijzer. Carl De Schepper van ANB: “De boswijzer van 2012 kleurt 8.262 ha meer bos in dan met de nulmeting van de luchtbeelden uit 2009. We kunnen hieruit besluiten dat het groenareaal een sterkere dynamiek vertoont dan we verwachten. Maar dat wil niet zeggen dat de bosoppervlakte is uitgebreid met 8000 ha nieuw bos. Wel is het ‘groende dak’ van Vlaanderen groter dan in 2009”.
Met de start van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd op Vlaams niveau meer harde bestemmingen, zoals industrieterrein, voorzien. Maar ook meer natuurgebied (+ 38.000 ha) en meer bosgebied (+ 10.000 ha). De industrieterreinen staan er bijna allemaal al. Voor de groene bestemmingen is de achterstand hopeloos geworden. Op 16 jaar tijd werd van de beloofde 10.0000 ha planologische bosuitbreiding slechts 2400 ha verwezenlijkt. Terwijl elders ontbossingen voor woon of industriezones bleven doorgaan.
Professor Bart Muys, hoogleraar bosecologie en bosbeheer aan de KU Leuven was één van de ‘non-believers’ en op wetenschappelijke wijze toonde hij aan dat Schauvlieghe duchtig met spek schoot.
Schauvlieghe steunde zich op ‘de Boswijzer’ het meetinstrument van het Agentschap voor Natuur en Bos dat werd gestart om de bebossingsgraad in Vlaanderen op te volgen. De eerste versie dateert van 2009. De Boswijzer is een meetsysteem gebaseerd op een combinatie van luchtfoto’ sen GIS (geografisch Informatiesysteem). Vanuit een vliegtuig worden digitale foto’s van heel Vlaanderen genomen. Een softwarepakket analyseert de foto’s en duidt de zones aan die als bos kunnen beschouwd worden. In oktober werden de gegevens gepubliceerd van de tweede editie: de luchtbeelden opgenomen in 2012.
De Boswijzer werd opgericht om het aanhoudende welles-nietes over de vooruit of achteruitgang van de bossen in Vlaanderen te beslechten. Maar dat is niet gelukt. De gegevens van de boswijzer rammelden aan alle kanten.
De boswijzer baseert zich op digitale luchtfoto’s, waaruit de bebossing kan worden afgeleid. Volgens Bart Muys is de manier waarop de boswijzer werkt, foutief. Zo worden bomenrijen of lanen, waarvan de kroon wel 10 meter ver over wegen of landbouwgronden hangen, tot bos gerekend. Verkavelingen waar nog veel bomen staan, zijn bos volgens de boswijzer. Ook bosranden, met overhangende kronen boven wegen of landbouwgronden, worden mee tot bos geteld. Voor één bosrand gaat dat niet om hele grote oppervlaktes, maar voor veel heel Vlaanderen, gekenmerkt door een zeer hoge versnipperingsgraad, met veel kleine bossen en bosjes en weinig grote boscomplexen geeft dat wel een belangrijk verschil.
De boswijzer rekent alle beplantingen van meer dan 3 meter hoog tot bos. Zo worden fruitboomaanplantingen bos, en hierdoor worden zelfs bv tomatenserres met tomatenplanten van 3 meter hoog tot bos gerekend worden. Dat bleek duidelijk uit de analyse van de gegevens van de boswijzer.
Bart Muys vergeleek de boswijzer met de kaarten van de universiteit van Maryland, VS. Die heeft kaarten ontwikkeld waarop je de evolutie van de beboste oppervlakte wereldwijd kan zien tussen 2000 en 2012. Die geven tegenovergestelde informatie: voor Vlaanderen een bosuitbreiding van een paar honderd hectaren en tegelijk een ontbossing van enkele duizenden hectaren. Dus zeker een netto-verlies.
Ook Bos+ (www.bosplus.be), de vereniging die ijvert voor meer bos in Vlaanderen, analyseerde de kaarten van de boswijzer, en komt tot een gelijkaardig besluit. Een villawijk in Brasschaat, een begroeide wal van de stortplaats Hooge Maey in Antwerpen, een rotonde in Tervuren, een bomenrij langs een straat in Achel, een golfterrein, dit is maar een greep voorbeelden van percelen die de boswijzer halen maar die geen bos zijn.
Zelfs het INBO, het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek van de Vlaamse overheid zelf, die de gegevens van De Boswijzer gebruikt voor haar Mira-rapporten, geeft voorzichtige kritiek op de cijfers van de Boswijzer.
In haar rapport Natuurindicatoren 2013 (gratis downloaden op www.inbo.be) schrijft INBO: “De boswijzer geeft de bedekking weer door bomengroepen en dit is meer dan de oppervlakte die volgens het bosdecreet als bos wordt beschouwd. Omwille van deze nieuwe methode is een vergelijking met de oppervlakte bos uit 1990 (ruim 146.000 ha), berekend op basis van de boskartering, niet mogelijk”.
Inmiddels nuanceert het Agentschap voor Natuur en Bos de cijfers van de recente boswijzer. Carl De Schepper van ANB: “De boswijzer van 2012 kleurt 8.262 ha meer bos in dan met de nulmeting van de luchtbeelden uit 2009. We kunnen hieruit besluiten dat het groenareaal een sterkere dynamiek vertoont dan we verwachten. Maar dat wil niet zeggen dat de bosoppervlakte is uitgebreid met 8000 ha nieuw bos. Wel is het ‘groende dak’ van Vlaanderen groter dan in 2009”.
Met de start van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd op Vlaams niveau meer harde bestemmingen, zoals industrieterrein, voorzien. Maar ook meer natuurgebied (+ 38.000 ha) en meer bosgebied (+ 10.000 ha). De industrieterreinen staan er bijna allemaal al. Voor de groene bestemmingen is de achterstand hopeloos geworden. Op 16 jaar tijd werd van de beloofde 10.0000 ha planologische bosuitbreiding slechts 2400 ha verwezenlijkt. Terwijl elders ontbossingen voor woon of industriezones bleven doorgaan.