Zeespiegelstijging, overstromingsproblematiek en klimaatadaptatie in Vlaanderen: volgen we het goede spoor?
Vlaanderen werkt aan verschillende plannen om het hoofd te bieden aan overstromingen als gevolg van hoge waterstanden op zee, als gevolg van stormtij, maar ook als gevolg van hoge rivierafvoeren en van de verwachte zeespiegelstijging. De effecten en maatregelen laten zich voelen zowel aan de kust als ver in het Scheldebekken. De plannen voor het Scheldebekken (SIGMA-plan) zijn het verst gevorderd wat betreft de uitvoering op het terrein. De plannen voor de beveiliging van de kust zitten nog grotendeels in studiefase. Een grote onbekende is uiteraard hoe groot de zeespiegelstijging effectief zal zijn binnen pakweg 90 à 100 jaar, maar zeker is dat de zeespiegelstijging vandaag al plaatsvindt, en ook zal verder zetten in de komende eeuwen. Onze beveiligingsstrategie moet dus effectief, duurzaam en natuurlijk ook betaalbaar zijn. Dit is cruciaal als men zich realiseert dat een oppervlakte van ca. 6,5% van de provincies West- en Oost-Vlaanderen samen, reeds tegen 2100 onder zeeniveau dreigen te komen bij een zeespiegelstijging volgens Scenario 2100 van het IPPC, Kopenhagen 2009.
Op 7 oktober 2014 houdt VALK vzw, samen met Jan de Schutter (voormalig onderzoeker aan het Waterbouwkundig Laboratorium te Borgerhout) te Mol een presentatie over de uitgangspunten die het huidige beleid hanteert, en werd ingegaan waarom deze niet duurzaam zijn. Er werd aangeven in welke richting mogelijkheden liggen om via zgn. “klimaatadaptatie” het huidige beleid duurzamer te maken. Om de gedachtegang beter te begrijpen is het noodzakelijk even stil te staan bij de geschiedenis van onze kust en het Scheldebekken. Zie blz 18 voor meer details over de voordracht.
1. Historische situering overstromingen kust en Scheldebekken
Ver voor onze tijdrekening, zeker nog tijdens het Bronstijdperk zag het kustlandschap er totaal anders uit dan vandaag, en was een groot gebied niet geschikt voor bewoning. Dit blijkt bv. uit de nederzettingenkaart (figuur 1) a.d.h.v. onderzochtte grafheuvels. De natuurlijke getijden processen speelden in het gebied nog ruim de bovenhand, en er was een grote dynamiek die belangrijke processen als erosie en sedimentatie stuurde.
Op 7 oktober 2014 houdt VALK vzw, samen met Jan de Schutter (voormalig onderzoeker aan het Waterbouwkundig Laboratorium te Borgerhout) te Mol een presentatie over de uitgangspunten die het huidige beleid hanteert, en werd ingegaan waarom deze niet duurzaam zijn. Er werd aangeven in welke richting mogelijkheden liggen om via zgn. “klimaatadaptatie” het huidige beleid duurzamer te maken. Om de gedachtegang beter te begrijpen is het noodzakelijk even stil te staan bij de geschiedenis van onze kust en het Scheldebekken. Zie blz 18 voor meer details over de voordracht.
1. Historische situering overstromingen kust en Scheldebekken
Ver voor onze tijdrekening, zeker nog tijdens het Bronstijdperk zag het kustlandschap er totaal anders uit dan vandaag, en was een groot gebied niet geschikt voor bewoning. Dit blijkt bv. uit de nederzettingenkaart (figuur 1) a.d.h.v. onderzochtte grafheuvels. De natuurlijke getijden processen speelden in het gebied nog ruim de bovenhand, en er was een grote dynamiek die belangrijke processen als erosie en sedimentatie stuurde.
Van een Westerschelde zoals wij die vandaag kennen was totaal nog geen sprake; die ontstond pas vanaf de late Middeleeuwen. Tijdens en na de Middeleeuwen werd de menselijke invloed op de kustvlakte alsmaar groter. Tegen het begin van onze jaartelling kon de kustvlakte (België – Nederland) getypeerd worden als een uitgestrekt schorrengebied, waar bewoning op terpen mogelijk werd (vnl. ca. 600 na Chr.). Deze bewoning in het getijdenlandschap was er aanvankelijk een zonder dijken. Hierin kwam verandering vanaf ca. 900 na Chr., waarbij vooral rondom deze terpen straalsgewijze gebieden werden ingedijkt. Doordat deze dijkwerken steeds belangrijker en grootschaliger werden (grafelijke domeinen, abdijen), gingen grote oppervlaktes slikken en schorren verloren en werden getij en stormen steeds minder gedempt (ca. vroeg 12de. Eeuw). Vanaf toen grepen de eerste belangrijke dijkbreuken plaats. De mens reageerde door de overblijvende grote getijdengeulen af te sluiten via sluizen. De gevolgen bleven niet uit: de druk van het vloedwater op de dijken werd steeds groter en door de toegenomen getijde energie verhoogde ook de kusterosie. Verschillende zaken, zoals het slechte onderhoud van de dijken, maar zeker ook het inklinken van het ontwaterde land en het afgraven van veen, maakten dat het land steeds kwetsbaarder werd voor overstromingen. Historici menen steeds vaker dat de dramatische stormvloeden die optraden in de periode 1134 – 1530 en later(o.m. de zgn. Sint-Katharina en Sint-Elisabeths vloeden) , het gevolg waren van de bedijkingen en inpolderingen en dus in belangrijke mate door de mens –toen al- veroorzaakt. Het was een dramatische periode: meer dan 45 vloeden tussen 1134 en 1530. In deze periode vergingen tientallen dorpen cf. figuur 2, welk de situatie voor Zeeland weergeeft. Ook voor de Belgische kust verdwenen verschillende dorpen.
2. Huidige plannen voor de bescherming tegen overstromingen
De plannen die de overheid momenteel uitvoert (SIGMA-plan voor het Scheldebekken, Masterplan Vlaamse Baaien) vertrekken in belangrijke mate van een status quo voor de op het water gewonnen gebieden: zonder echt gebied “prijs te geven” wil men een veiligheid tegen overstroming garanderen die “duurzaam en kosteneffectief” moet zijn. Het is echter de vraag of dit mogelijk is. Essentieel gaan de processen die aan de grondslag liggen van de veranderde getijdendynamiek gewoon door. Er is zelfs sprake van een versnelling van de toename van bv. de getijde amplitude in het Scheldebekken, waardoor de hoogwaterpeilen steeds toenemen (ook met dank aan de Scheldeverdieping); golfpatronen voor de kust veranderen nog steeds waardoor zandafslag voor de kust moet gecompenseerd worden door zgn. zandsuppleties, “zandmotoren” enz. Het zgn. Masterplan voorziet bv. in een eilandengordel voor de kust die als een soort barrière moet werken op vloedgolven, maar die weliswaar het achterland onveranderd kwetsbaar laat t.a.v. een superstorm, maar ook i.v.m. de toenemende verzilting als gevolg van het steeds verder dalen van het maaiveld enz.
Noch het Masterplan Kust, noch het SIGMA-plan bieden antwoorden voor de voortdurende zeespiegelstijging, ook na 2100, 2200 en verder. Er moeten dringend vragen gesteld worden bij de huidige gevolgde strategieën voor de langere termijn, en dit zowel naar effectieve veiligheid, betaalbaarheid en milieu impact. Het moet toch ten allen prijze vermeden worden dat omdat foute keuzes worden gemaakt, die achteraf moeten hersteld worden. Nederland voorziet in het nieuwe Deltaprogramma dat een aantal verwezenlijkingen uit het Deltaplan, zullen moeten teruggeschroefd worden omdat er te veel negatieve gevolgen door ontstaan zijn, waar men destijds geen rekening mee hield. Er wordt nog steeds gewerkt tègen de dynamiek van het systeem, i.p.v. een strategie van adaptatie te volgen. Dat er ernstige negatieve aspecten vastzitten aan de huidige plannen bleek nog op zowel het Scheldesymposium (Middelburg okt. 2012, http://www.vnsc.eu/organisatie/activiteiten/scheldesymposium-12-oktober-2012.html) als op het CcASPAR congres (Gent, 17-18 dec. 2012, http://www.ccaspar.ugent.be/index.php/Congres ).
Nochtans is het perfect mogelijk om strategieën te ontwikkelen die vertrekken van de dynamiek in het systeem van erosie en sedimentatie, en de kansen die hierdoor ontstaan ruimtelijk in te passen. In de bestaande Vlaamse plannen ligt een grote zwakte in het feit dat de aanpak ook geen antwoorden biedt op een zeespiegelstijging die nog zeer lang zal doorgaan, maar ook dat men geen antwoorden klaar heeft voor optredende sedimentatie- en erosieprocessen zoals bv. de sedimentatie in waterbergingsgebieden (SIGMA) waardoor de waterbergingscapaciteit op termijn zal verminderen, maar ook de terechte vrees voor een systeemomslag in het Zeeschelde bekken als gevolg van de verandering van de getijdendynamiek (cf. Scheldesymposium); en natuurlijk ook de erosie van slikken en platen door verhoging van de vloedstroomsnelheden enz..
Noch het Masterplan Kust, noch het SIGMA-plan bieden antwoorden voor de voortdurende zeespiegelstijging, ook na 2100, 2200 en verder. Er moeten dringend vragen gesteld worden bij de huidige gevolgde strategieën voor de langere termijn, en dit zowel naar effectieve veiligheid, betaalbaarheid en milieu impact. Het moet toch ten allen prijze vermeden worden dat omdat foute keuzes worden gemaakt, die achteraf moeten hersteld worden. Nederland voorziet in het nieuwe Deltaprogramma dat een aantal verwezenlijkingen uit het Deltaplan, zullen moeten teruggeschroefd worden omdat er te veel negatieve gevolgen door ontstaan zijn, waar men destijds geen rekening mee hield. Er wordt nog steeds gewerkt tègen de dynamiek van het systeem, i.p.v. een strategie van adaptatie te volgen. Dat er ernstige negatieve aspecten vastzitten aan de huidige plannen bleek nog op zowel het Scheldesymposium (Middelburg okt. 2012, http://www.vnsc.eu/organisatie/activiteiten/scheldesymposium-12-oktober-2012.html) als op het CcASPAR congres (Gent, 17-18 dec. 2012, http://www.ccaspar.ugent.be/index.php/Congres ).
Nochtans is het perfect mogelijk om strategieën te ontwikkelen die vertrekken van de dynamiek in het systeem van erosie en sedimentatie, en de kansen die hierdoor ontstaan ruimtelijk in te passen. In de bestaande Vlaamse plannen ligt een grote zwakte in het feit dat de aanpak ook geen antwoorden biedt op een zeespiegelstijging die nog zeer lang zal doorgaan, maar ook dat men geen antwoorden klaar heeft voor optredende sedimentatie- en erosieprocessen zoals bv. de sedimentatie in waterbergingsgebieden (SIGMA) waardoor de waterbergingscapaciteit op termijn zal verminderen, maar ook de terechte vrees voor een systeemomslag in het Zeeschelde bekken als gevolg van de verandering van de getijdendynamiek (cf. Scheldesymposium); en natuurlijk ook de erosie van slikken en platen door verhoging van de vloedstroomsnelheden enz..
3. Omdenken en multifunctioneel ruimtegebruik
Er is dringend nood aan verkennend onderzoek op welke manier wij adaptatiestrategieën voor de klimaatverandering en verwachte zeespiegelstijging (cf. figuur 3) ruimtelijk inpassen in Vlaanderen, en dit best samen met onze buurlanden (cf. Europese richtlijn tegen overstromingen). Dit vergt een gedurfd omdenken opdat niet steeds dezelfde fouten worden gemaakt. Was het niet Einstein die zei (zeer toepasselijk in deze context): “je kan geen probleem oplossen door op dezelfde manier te denken als waaruit het probleem is ontstaan”? Een belangrijke oorzaak van de huidige overstromingsrisico’s ontstonden door het steeds verder inpolderen van de natuurlijke buffergebieden. Door deze te blijven verdedigen door steeds hogere en bredere dijken te bouwen, en dit kostte wat kost, wordt het probleem niet fundamenteel aangepakt. Omdenken kan hier bv. betekenen dat de poldergebieden deels terug worden blootgesteld aan de getijdenwerking waardoor zij opnieuw kunnen opslibben en meegroeien met de zeespiegel, om ze pas later na decennia, misschien opnieuw in te polderen. Deze fundamenteel andere aanpak krijgt vandaag geen kans, en lijkt dikwijls op vloeken in de kerk. Toch lijkt het onontkoombaar.
Er is dringend nood aan verkennend onderzoek op welke manier wij adaptatiestrategieën voor de klimaatverandering en verwachte zeespiegelstijging (cf. figuur 3) ruimtelijk inpassen in Vlaanderen, en dit best samen met onze buurlanden (cf. Europese richtlijn tegen overstromingen). Dit vergt een gedurfd omdenken opdat niet steeds dezelfde fouten worden gemaakt. Was het niet Einstein die zei (zeer toepasselijk in deze context): “je kan geen probleem oplossen door op dezelfde manier te denken als waaruit het probleem is ontstaan”? Een belangrijke oorzaak van de huidige overstromingsrisico’s ontstonden door het steeds verder inpolderen van de natuurlijke buffergebieden. Door deze te blijven verdedigen door steeds hogere en bredere dijken te bouwen, en dit kostte wat kost, wordt het probleem niet fundamenteel aangepakt. Omdenken kan hier bv. betekenen dat de poldergebieden deels terug worden blootgesteld aan de getijdenwerking waardoor zij opnieuw kunnen opslibben en meegroeien met de zeespiegel, om ze pas later na decennia, misschien opnieuw in te polderen. Deze fundamenteel andere aanpak krijgt vandaag geen kans, en lijkt dikwijls op vloeken in de kerk. Toch lijkt het onontkoombaar.
Het zou ons al een heel eind verder kunnen helpen indien we ons vragen zouden durven stellen als: zijn grote delen van Vlaanderen bij belangrijke zeespiegelstijgingen nog effectief te beschermen met de huidige strategieën? Zo ja, tegen welke kosten en gevolgen? Zo niet, wat is dan het alternatief, en past dit enigszins in de aanpak van vandaag, of net niet?
We zullen de problematiek breder moeten insteken dan vandaag, waarbij dus vooral gekeken wordt naar kansen in plaats van problemen. Multifunctioneel bodemgebruik wordt hierbij nauwelijks toegepast in Vlaanderen: waarom moet een boer bv. blijvend vergoed worden als hij niet langer maïs kan telen op overstromingsgebied i.p.v. begeleid te worden naar een aangepast bodemgebruik/teelt/aquacultuur …? Waarom kan wonen in overstroombaar gebied soms niet ingepast worden door aangepaste bouwwijzen? Waarom natuurlijke sedimentatieprocessen niet aanwenden om lager gelegen polders op te hogen? Van ontpolderen naar op-polderen dus ..? Trouwens, het Verdronken land van Saeftinghe ligt door de optredende sedimentatieprocessen momenteel meer dan 2m boven de naburige polders en volgt zo de zeespiegelstijging. Waarom zou een klassieke dijk beter beschermen dan een lagere dijk gelegen achter een opgehoogd schorrengebied? Welke oplossing biedt de meeste voordelen (kosten, maatschappelijk, milieu) ..?
Het lijkt voor een duurzame toekomst van ons land toch de moeite waard om in zulk onderzoek te investeren, zodat we ons bewust worden van de risico’s die we lopen en bepalen hoe we daar het best mee kunnen omgaan!
Jan De Schutter
We zullen de problematiek breder moeten insteken dan vandaag, waarbij dus vooral gekeken wordt naar kansen in plaats van problemen. Multifunctioneel bodemgebruik wordt hierbij nauwelijks toegepast in Vlaanderen: waarom moet een boer bv. blijvend vergoed worden als hij niet langer maïs kan telen op overstromingsgebied i.p.v. begeleid te worden naar een aangepast bodemgebruik/teelt/aquacultuur …? Waarom kan wonen in overstroombaar gebied soms niet ingepast worden door aangepaste bouwwijzen? Waarom natuurlijke sedimentatieprocessen niet aanwenden om lager gelegen polders op te hogen? Van ontpolderen naar op-polderen dus ..? Trouwens, het Verdronken land van Saeftinghe ligt door de optredende sedimentatieprocessen momenteel meer dan 2m boven de naburige polders en volgt zo de zeespiegelstijging. Waarom zou een klassieke dijk beter beschermen dan een lagere dijk gelegen achter een opgehoogd schorrengebied? Welke oplossing biedt de meeste voordelen (kosten, maatschappelijk, milieu) ..?
Het lijkt voor een duurzame toekomst van ons land toch de moeite waard om in zulk onderzoek te investeren, zodat we ons bewust worden van de risico’s die we lopen en bepalen hoe we daar het best mee kunnen omgaan!
Jan De Schutter