Over kippenbedrijven
Schaalvergroting of verdwijnen
De landbouwsector is in volle evolutie. Steeds minder landbouwers, maar de overblijvende werken steeds meer grootschaliger.
De prijzenslag in de landbouw is bikkelhard. Vergroten of verdwijnen is de keuze. De groten slokken de kleintjes op en worden nog groter .De efficiëntiewinst wordt uitgepuurd tot op de laatste snik. De concurrentie speelt op wereldvlak, en de buitenlandse boer heeft een schaalvoordeel ten opzichte van de Vlaamse boer. Kilometers lange velden met één teelt, je komt ze in andere landen snel tegen. In Vlaanderen kan dat niet. Hier is alles versnipperd, doorsneden door wegen, spoorwegen, waterwegen, verkavelingen, en dan zijn er nog gekken die er ook nog natuurgebieden in willen behouden.
Tijs Boelens, landbouwer en kernlid van Boerenforum, een organisatie voor agro-ecologie, getuigd hiervan in De Standaard van 12 maart 2019: “De voorbije decennia moesten de Europese boerenbedrijven vooral voldoen aan het motto ‘groter, sneller en meer’. De stallen voor 140 melkkoeien waren nog niet afbetaald of we kregen al te horen dat 300 het nieuwe doel is. Nu kijken we met zijn allen uit over een leeg boerenlandschap. Geen hagen meer, geen hoogstamboomgaarden, lagere waterstanden dan ooit tevoren en een steeds acuter tekort aan boeren. En dat terwijl we nood hebben aan een veerkrachtig landbouwmodel, eentje dat om kan met de grillen van het klimaat”.
De pluimveesector is een typisch voorbeeld van de industriële vleesproductie. Het zijn fabrieken geworden, die wel in landbouwgebied liggen, maar eigenlijk nog weinig te maken hebben met de omliggende landbouwvelden. Het voeder voor de kippen, op de ‘boerderij’ wekelijks aangevoerd met 20-tonners, wordt op grote schaal geproduceerd in Brazilië of andere verre landen. In streken waar door de grootschalige teelt van veevoeders allerlei milieuproblemen opduiken.
Een enquête, uitgevoerd in 2012 door een doctoraatsstudent in samenwerking met de Boerenbond, liet zien dat vleeskippenhouders weinig heil zagen in schaalvergroting. Maar de trend had zich al stevig doorgezet en er bleek niet aan te ontkomen. In 2009 had een gemiddelde vleeskippenhouder een stal voor 28.600 dieren, in 2013 was dat al aangegroeid tot 37.800 dieren.
De prijzenslag in de landbouw is bikkelhard. Vergroten of verdwijnen is de keuze. De groten slokken de kleintjes op en worden nog groter .De efficiëntiewinst wordt uitgepuurd tot op de laatste snik. De concurrentie speelt op wereldvlak, en de buitenlandse boer heeft een schaalvoordeel ten opzichte van de Vlaamse boer. Kilometers lange velden met één teelt, je komt ze in andere landen snel tegen. In Vlaanderen kan dat niet. Hier is alles versnipperd, doorsneden door wegen, spoorwegen, waterwegen, verkavelingen, en dan zijn er nog gekken die er ook nog natuurgebieden in willen behouden.
Tijs Boelens, landbouwer en kernlid van Boerenforum, een organisatie voor agro-ecologie, getuigd hiervan in De Standaard van 12 maart 2019: “De voorbije decennia moesten de Europese boerenbedrijven vooral voldoen aan het motto ‘groter, sneller en meer’. De stallen voor 140 melkkoeien waren nog niet afbetaald of we kregen al te horen dat 300 het nieuwe doel is. Nu kijken we met zijn allen uit over een leeg boerenlandschap. Geen hagen meer, geen hoogstamboomgaarden, lagere waterstanden dan ooit tevoren en een steeds acuter tekort aan boeren. En dat terwijl we nood hebben aan een veerkrachtig landbouwmodel, eentje dat om kan met de grillen van het klimaat”.
De pluimveesector is een typisch voorbeeld van de industriële vleesproductie. Het zijn fabrieken geworden, die wel in landbouwgebied liggen, maar eigenlijk nog weinig te maken hebben met de omliggende landbouwvelden. Het voeder voor de kippen, op de ‘boerderij’ wekelijks aangevoerd met 20-tonners, wordt op grote schaal geproduceerd in Brazilië of andere verre landen. In streken waar door de grootschalige teelt van veevoeders allerlei milieuproblemen opduiken.
Een enquête, uitgevoerd in 2012 door een doctoraatsstudent in samenwerking met de Boerenbond, liet zien dat vleeskippenhouders weinig heil zagen in schaalvergroting. Maar de trend had zich al stevig doorgezet en er bleek niet aan te ontkomen. In 2009 had een gemiddelde vleeskippenhouder een stal voor 28.600 dieren, in 2013 was dat al aangegroeid tot 37.800 dieren.
In 2017 was het aantal kippen per bedrijf (in totaal: 511 bedrijven) al opgelopen tot een gemiddelde 50.850 stuks.
Een aanvraag voor een nieuwe pluimveestal nu in 2019 draait al snel om 100.000 kippen of meer.
Een aanvraag voor een nieuwe pluimveestal nu in 2019 draait al snel om 100.000 kippen of meer.
De Belgische kip wordt grootgemest in Vlaanderen en reist in diepvriesvorm de wereld rond
De kippenhouder is een Vlaming, 84,7%. Een 15,3% kippenboeren is Waal, en werkt kleinschaliger. De Vlaamse ‘kippenpopulatie’ stijgt sneller dan de Waalse maar het aantal Vlaamse kippenboeren daalt. In 2013 werd 45% van de vleeskippenproductie gerealiseerd op 17% van de bedrijven met meer dan 70.000 vleeskippen. De biologische productie is verwaarloosbaar, 0,1%, en dan nog hoofdzakelijk in Wallonië.
De Vlaamse kippensector dekt de eigen consumptie en is ook exportgericht. In 2013 werden 415.350 ton geslachte kippen uitgevoerd en 150.000 ingevoerd, of een netto export van 265.000 ton. In 2017 bedroeg de export al 542.457 ton.De export stijgt en een uitvoer naar landen als Ghana, Zuid Afrika of Filipijnen is niet echt milieuvriendelijk te noemen. En dan spreken we nog niet over de ravages die zulke export op de lokale markten veroorzaken.
De Vlaamse kippensector dekt de eigen consumptie en is ook exportgericht. In 2013 werden 415.350 ton geslachte kippen uitgevoerd en 150.000 ingevoerd, of een netto export van 265.000 ton. In 2017 bedroeg de export al 542.457 ton.De export stijgt en een uitvoer naar landen als Ghana, Zuid Afrika of Filipijnen is niet echt milieuvriendelijk te noemen. En dan spreken we nog niet over de ravages die zulke export op de lokale markten veroorzaken.
De kippenproductie situeert zich hoofdzakelijk in West-Vlaanderen, het noorden van de provincie Antwerpen en het noorden van de provincie Limburg. Maar er duiken meer nieuwe aanvragen op in de rest van het land.
De prijzen van een geslachte kip schommelen sterk, maar lijkt te dalen. De dalende prijs wordt opgevangen door grootschaliger te werken, wat kosten bespaart. Kippen produceren ‘droge mest’. Die kan gemakkelijker verwerkt worden dan de drijfmest uit de varkens- en kalvervetmesterijen. Dat geeft kippenhouders een voordeel in aanvragen voor productie-uitbreidingen. Wat niet wil zeggen dat er geen milieuproblemen zijn met kippenstallen. Zie verder in dit artikel. |
Op vlak van dierenwelzijn is er nog veel werk aan de winkel. Zo zitten, vanaf de leeftijd van 3 weken, een 16 tot 21 kippen samengeperst op 1 vierkante meter. In de laatste (zesde) week heeft elke kip een ruimte van amper een A4. Bijna de helft kan niet goed meer lopen of rechtstaan en een groot deel heeft nog andere gezondheidsproblemen.
Wie hier meer van wil weten, surf naar deze webpagina van Gaia: https://www.gaia.be/nl/kip Je kan ook doorklikken naar het onderzoeksrapport ‘De echte prijs van uw kipfillet’ van 2018. Je bestelt die week gegarandeerd geen kip.
Wil je nog een extra week geen kippen eten, ga dan naar deze Nederlandse site https://www.wakkerdier.nl/vee-industrie/dieren/vleeskuikens/
Uit die website: "Zo’n geel, pluizig kuikentje? In veertig dagen transformeert dit bolletje tot vleeshomp van 2,3 kilo. Na zes weken zakt het vleeskuiken hijgend door de poten op weg naar de voerbak. Miljoenen kuikens halen deze leeftijd niet eens. Er wordt daarom veel antibiotica gebruikt, om er voor te zorgen dat er genoeg vleeskuikens zijn die de slachtleeftijd wél halen. Tijdens het vangen van de vleeskuikens voor de slacht, gaat het er ruw aan toe. Soms breken kuikens zelfs hun vleugels of poten."
Wie hier meer van wil weten, surf naar deze webpagina van Gaia: https://www.gaia.be/nl/kip Je kan ook doorklikken naar het onderzoeksrapport ‘De echte prijs van uw kipfillet’ van 2018. Je bestelt die week gegarandeerd geen kip.
Wil je nog een extra week geen kippen eten, ga dan naar deze Nederlandse site https://www.wakkerdier.nl/vee-industrie/dieren/vleeskuikens/
Uit die website: "Zo’n geel, pluizig kuikentje? In veertig dagen transformeert dit bolletje tot vleeshomp van 2,3 kilo. Na zes weken zakt het vleeskuiken hijgend door de poten op weg naar de voerbak. Miljoenen kuikens halen deze leeftijd niet eens. Er wordt daarom veel antibiotica gebruikt, om er voor te zorgen dat er genoeg vleeskuikens zijn die de slachtleeftijd wél halen. Tijdens het vangen van de vleeskuikens voor de slacht, gaat het er ruw aan toe. Soms breken kuikens zelfs hun vleugels of poten."
Stof, ammoniak en andere knelpunten.
De grootschalige kippenbedrijven brengen enkele milieuproblemen met zich mee. Een kippenbedrijf vraagt veel water. Dit wordt door de kippenfokkers gewonnen uit de lokale grondwaterlagen. De Vlaamse grondwaterlagen zijn al jarenlang overbevraagd en dalen.
Wetenschappers waarschuwen voor catastrofes als dit zo door gaat. Toch worden nieuwe kippenstallen bijna altijd vergund, en in die vergunningen is steeds een grondwaterwinning inbegrepen.
Kippenstallen leveren stof. Veel stof. Het stof in de stallen wordt afgezogen en naar buiten geblazen. Naar de omgeving. Omwonenden van veehouderijen hebben gemiddeld meer last van longontstekingen. Dat fenomeen is nog meer uitgesproken bij kippenstallen. Ook is er een verband tussen een verminderde longfunctie en het aantal veehouderijen in de omgeving, en tussen de hoeveelheid ammoniak in de lucht en een verminderde longfunctie. Dat bewees een drie jaar durend onderzoek dat verleden jaar in Nederland werd afgesloten. Het onderzoek, in opdracht van de Nederlandse overheid, is één van de grootste in zijn soort in de wereld. Bij stof zijn de endotoxinen belangrijk. Het zijn stukjes celwand van dode bacteriën die in mest en huidschilfers van dieren zitten. Ze leiden bij blootstelling tot een verlaagde longfunctie. Ze hechten zich vast aan grotere stofdeeltjes en verspreiden zich zo tot een kilometer ver. De endotoxinen worden met het stof van de ventilatielucht in stallen naar buiten geblazen.
Een kip produceert veel warmte en heeft gemiddeld 3 m3 verse lucht per uur nodig. In een megastal van een 100.000 kippen wordt per uur 300.000 m3 lucht naar buiten geblazen, inbegrepen stof met endotoxines en ammoniak. Hier duikt ook een lastige tegenstelling op: kippen die diervriendelijker worden gehouden en meer bewegingsruimte hebben, veroorzaken door hun gewoel net daardoor meer stof.
Van een aantal maatregelen die worden genomen om stof te reduceren, zoals de aanleg van een ‘stofbak’ is aangetoond dat deze onvoldoende werken. Kippenhouders kunnen meer effectievere maatregelen nemen om de stofuitstoot naar de omgeving te beperken, maar die zijn duurder en in de aangevraagde vergunningen is daar weinig van te merken. Zulke maatregelen zijn o.a. aanbrengen van luchtwassers, wat een 70% van het stof uit de lucht haalt, of het vernevelen van koolzaadolie op de strooisellaag.
Wetenschappers waarschuwen voor catastrofes als dit zo door gaat. Toch worden nieuwe kippenstallen bijna altijd vergund, en in die vergunningen is steeds een grondwaterwinning inbegrepen.
Kippenstallen leveren stof. Veel stof. Het stof in de stallen wordt afgezogen en naar buiten geblazen. Naar de omgeving. Omwonenden van veehouderijen hebben gemiddeld meer last van longontstekingen. Dat fenomeen is nog meer uitgesproken bij kippenstallen. Ook is er een verband tussen een verminderde longfunctie en het aantal veehouderijen in de omgeving, en tussen de hoeveelheid ammoniak in de lucht en een verminderde longfunctie. Dat bewees een drie jaar durend onderzoek dat verleden jaar in Nederland werd afgesloten. Het onderzoek, in opdracht van de Nederlandse overheid, is één van de grootste in zijn soort in de wereld. Bij stof zijn de endotoxinen belangrijk. Het zijn stukjes celwand van dode bacteriën die in mest en huidschilfers van dieren zitten. Ze leiden bij blootstelling tot een verlaagde longfunctie. Ze hechten zich vast aan grotere stofdeeltjes en verspreiden zich zo tot een kilometer ver. De endotoxinen worden met het stof van de ventilatielucht in stallen naar buiten geblazen.
Een kip produceert veel warmte en heeft gemiddeld 3 m3 verse lucht per uur nodig. In een megastal van een 100.000 kippen wordt per uur 300.000 m3 lucht naar buiten geblazen, inbegrepen stof met endotoxines en ammoniak. Hier duikt ook een lastige tegenstelling op: kippen die diervriendelijker worden gehouden en meer bewegingsruimte hebben, veroorzaken door hun gewoel net daardoor meer stof.
Van een aantal maatregelen die worden genomen om stof te reduceren, zoals de aanleg van een ‘stofbak’ is aangetoond dat deze onvoldoende werken. Kippenhouders kunnen meer effectievere maatregelen nemen om de stofuitstoot naar de omgeving te beperken, maar die zijn duurder en in de aangevraagde vergunningen is daar weinig van te merken. Zulke maatregelen zijn o.a. aanbrengen van luchtwassers, wat een 70% van het stof uit de lucht haalt, of het vernevelen van koolzaadolie op de strooisellaag.
Er is nog veel onderzoek nodig naar de veilig geachte grenswaarde van endotoxines. Ook is er weinig bekend van de cumulatieve effecten van bv een pluimveehouderij en een varkensmesterij. Een ander schadelijk uitstootproduct van kippenstallen is de ammoniakuitstoot. Ammoniak vervuilt het grondwater en verzuurt de bodem. Ammoniak in de lucht veroorzaakt ook gezondheidseffecten bij de mens. Een Nederlands rapport “Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen” van 2016 zegt ‘De effecten van ammoniakblootstelling en veehouderijen zijn in omvang vergelijkbaar met de negatieve gezondheidseffecten die in stedelijke populaties worden gevonden als gevolg van verkeersblootstelling’.
Schauvliege: wet aanpassen om meer te vergunnen
Dit is mooi voorbeeld hoe Vlaanderen de wetgeving aanpast om meer veebedrijven te kunnen toestaan.
In juni 2017 vergunde de provincie Oost-Vlaanderen een nieuwe mega-kippenstal van het mega-kippenbedrijf Albers-Dochy uit Oudenaarde. Goed voor 150.000 kippen. De buurtbewoners gingen in beroep, en leefmilieuminister weigerde op 21 december 2017 de vergunning. Ze moest wel, want de aanvraag voldeed niet aan de Vlaamse milieuwetgeving. Het bedrijf zou een mestdroogtunnel gebruiken, waarbij natte kippenmest wordt drooggeblazen, en dat was niet toegelaten. Ook voldeed het bedrijf niet aan de regels voor ammoniakemissiearme stallen (AEA-stellen). In haar weigering schrijft Schauvliege dat het bedrijf de regels overtreedt omdat het geen bij wet verplichtte gesloten stalsysteem met gesloten mestopslag is. De kippenmest die wordt drooggeblazen zorgt via de ventilatie-uitlaten voor ammoniakuitstoot en extreme stank. Daarbij was de droogtunnel die zou gebruikt worden niet erkend volgens de Vlaamse regelgeving.
Het kwam er op neer dat een gesloten mestopslag werd aangevraagd die niet gesloten is en dat Albers-Dochy de mestlucht ongefilterd naar buiten zou blazen. Maar vijf maanden na die weigering tekende Schauvliege een nieuw ministerieel besluit. Daarin legaliseert ze het tot dan toe onwettige stalontwerp, zoals gebruikt door Albers-Dochy. Mestdroogtunnels zijn nu wel toegelaten. Voortaan mogen er kippenstallen worden gebouwd waarbij de natte mest wordt gedroogd in een droogtunnel: exact de opstelleng waarvoor Albers-Dochy geen vergunning kreeg.
Bovendien werd de extra ammoniakuitstoot van een dergelijke droogtunnel door de minister opzettelijk onderschat. Als natte mest wordt drooggeblazen, levert dat meer uitstoot op dan wanneer die mest direct wordt afgevoerd. Schauvliege rekende met een extra emissiefactor van 2 gram ammoniak per dierplaats per jaar. Volgens recent onderzoek van de Universiteit van Wageningen (en Schauvliege was op de hoogte van dat onderzoek) is dat een grove onderschatting. In de standaardprocedure voor de erkenning van nieuwe staltypes zijn doorgaans uitstootmetingen voorzien. Het is niet duidelijk hoe het kan dat die nu zijn overgeslagen.
Bovendien liet de nu ex-minister ook weten dat de Vlarem-wetgeving die landbouwers verplicht om mestverwerkingsinstallaties maximaal af te sluiten en te filteren, niet van toepassing is op pluimveebedrijven die hun eigen mest verwerken.
In juni 2017 vergunde de provincie Oost-Vlaanderen een nieuwe mega-kippenstal van het mega-kippenbedrijf Albers-Dochy uit Oudenaarde. Goed voor 150.000 kippen. De buurtbewoners gingen in beroep, en leefmilieuminister weigerde op 21 december 2017 de vergunning. Ze moest wel, want de aanvraag voldeed niet aan de Vlaamse milieuwetgeving. Het bedrijf zou een mestdroogtunnel gebruiken, waarbij natte kippenmest wordt drooggeblazen, en dat was niet toegelaten. Ook voldeed het bedrijf niet aan de regels voor ammoniakemissiearme stallen (AEA-stellen). In haar weigering schrijft Schauvliege dat het bedrijf de regels overtreedt omdat het geen bij wet verplichtte gesloten stalsysteem met gesloten mestopslag is. De kippenmest die wordt drooggeblazen zorgt via de ventilatie-uitlaten voor ammoniakuitstoot en extreme stank. Daarbij was de droogtunnel die zou gebruikt worden niet erkend volgens de Vlaamse regelgeving.
Het kwam er op neer dat een gesloten mestopslag werd aangevraagd die niet gesloten is en dat Albers-Dochy de mestlucht ongefilterd naar buiten zou blazen. Maar vijf maanden na die weigering tekende Schauvliege een nieuw ministerieel besluit. Daarin legaliseert ze het tot dan toe onwettige stalontwerp, zoals gebruikt door Albers-Dochy. Mestdroogtunnels zijn nu wel toegelaten. Voortaan mogen er kippenstallen worden gebouwd waarbij de natte mest wordt gedroogd in een droogtunnel: exact de opstelleng waarvoor Albers-Dochy geen vergunning kreeg.
Bovendien werd de extra ammoniakuitstoot van een dergelijke droogtunnel door de minister opzettelijk onderschat. Als natte mest wordt drooggeblazen, levert dat meer uitstoot op dan wanneer die mest direct wordt afgevoerd. Schauvliege rekende met een extra emissiefactor van 2 gram ammoniak per dierplaats per jaar. Volgens recent onderzoek van de Universiteit van Wageningen (en Schauvliege was op de hoogte van dat onderzoek) is dat een grove onderschatting. In de standaardprocedure voor de erkenning van nieuwe staltypes zijn doorgaans uitstootmetingen voorzien. Het is niet duidelijk hoe het kan dat die nu zijn overgeslagen.
Bovendien liet de nu ex-minister ook weten dat de Vlarem-wetgeving die landbouwers verplicht om mestverwerkingsinstallaties maximaal af te sluiten en te filteren, niet van toepassing is op pluimveebedrijven die hun eigen mest verwerken.
Wat doet VALK
VALK is de laatste jaren erg actief rond nieuwe industriële (pluim)veebedrijven.
- Voor een nieuwe pluimveestal voor 106.000 vleeskippen in Poederlee verzonden we een bezwaarschrift bij de vergunningsaanvraag, en gingen in beroep. Vervolgens vroegen we de vernietiging van de vergunning aan voor de Raad van State. Die procedure is lopende, vermoedelijk dit jaar valt de uitspraak. Hetzelfde bedrijf in Poederlee vroeg nog een nieuwe vergunning aan voor extra 84.500 kippen. VALK diende een bezwaarschrift in.
- In Balen werd dit jaar een omgevingsvergunning aangevraagd voor een pluimveestal voor 85.000 kippen. Ook hier bracht VALK een bezwaarschrift binnen tijdens de procedureaanvraag.
- Een bestuurder van VALK is ook lid van een overlegorgaan rond megastallen van de Bond Beter Leefmilieu