! Uitspraken !
Oude uitspraken
Jim Brandenburg, natuurfotograaf, in zijn boek ‘Broeder Wolf’ van 1993: “Wolven maken een gebied levendig en af, want zonder wolven wordt het landschap vooral platteland: getemd land dat wellicht zijn schoonheid heeft behouden, maar zijn vitaliteit verloren. Zonder wolven en hun wildheid ontbeert het land de echte spanning van het leven”.
Alexander Humboldt, Duitse ontdekkingsreiziger en wetenschapper, in 1814 over zijn beschrijving van de wondermooie natuur langs de Zuid-Amerikaanse Orinoco-rivier: “Wat onze ziel raakt, kan niet gemeten worden”.
Henry David Thoreau, Amerikaans schrijver en natuurbeschermer, schreef in 1859 in zijn dagboek: “Iedere stad dient een voor eeuwig onvervreemdbaar bos te hebben van enkele honderden hectaren.”
George Perkins Marsh, 19de eeuwse Amerikaanse wereldreiziger en wetenschapper, over de invloed van de mens op de natuur, 1864: “Als er niets veranderde, zou de bodem zozeer geruïneerd worden en zou het klimaat zo buitensporig worden dat er mogelijk zelfs uitsterving van de menselijke soort dreigde. ….. In Europa was het landschap bijna even desolaat als dat op de maan geworden.”
Presbyter Johannes, in een brief aan Rome en Constantinopel, 12de eeuw: “Ik, Presbyter Johannes, ben de heerser der heersenden, en ik overtref alle koningen in de hele wereld in rijkdom, deugd en macht …. Melk en honing vloeien vrijelijk in onze landen; gif kan er geen kwaad doen en er zijn geen luidruchtig kwakende kikkers.”
Pieter van den Broecke, Antwerpenaar die in Amsterdam woonde en in opdracht van een handels compagnie (die later de Oost-Indische Compagnie zou worden) in 1608 Kongo verkent op zoek naar ivoor en koper, beschrijft in zijn reisverslagen een raar soort mensen: “Omtrent de rivier Kakongo houden zich een zeker slag mensen op, bij de Portugezen genaamd ‘Salvagis’ (bosmensen); zij zijn heel wild, kunnen niet spreken, lopen naakt en zijn heel ruig met over hun hele lichaam haar; achter boven de kloof van hun aars staat een staartje, een duim groot”.
Pieter van den Broecke was de eerste Europeaan die gorilla’s beschreef.
De Franse missionaris Armand David, 19de eeuwse China-reiziger en groot natuurliefhebber, was de eerste westerling die nieuwe soorten in China beschreef (het Pater Davidshert is naar hem genoemd), in zijn dagboek in 1869:“Het is ongelooflijk dat de Schepper zo veel organismen op aarde heeft gezet, om ze vervolgens door de mens, zijn meesterwerk, voorgoed te laten vernietigen”.
Barones St Helier, schrijfster en columniste, feministe, autoracer, in 1904, over de opkomst van de auto: ‘Demos zal de weg overnemen, in zijn eigen tempo, voor zijn eigen volkse genoegens. Het platteland zal overlopen worden door een invasie van kleine goedkope auto’s, waar de grote en sterkere doorheen zullen stormen, met rampzalige gevolgen”.
Jim Brandenburg, natuurfotograaf, in zijn boek ‘Broeder Wolf’ van 1993: “Wolven maken een gebied levendig en af, want zonder wolven wordt het landschap vooral platteland: getemd land dat wellicht zijn schoonheid heeft behouden, maar zijn vitaliteit verloren. Zonder wolven en hun wildheid ontbeert het land de echte spanning van het leven”.
Alexander Humboldt, Duitse ontdekkingsreiziger en wetenschapper, in 1814 over zijn beschrijving van de wondermooie natuur langs de Zuid-Amerikaanse Orinoco-rivier: “Wat onze ziel raakt, kan niet gemeten worden”.
Henry David Thoreau, Amerikaans schrijver en natuurbeschermer, schreef in 1859 in zijn dagboek: “Iedere stad dient een voor eeuwig onvervreemdbaar bos te hebben van enkele honderden hectaren.”
George Perkins Marsh, 19de eeuwse Amerikaanse wereldreiziger en wetenschapper, over de invloed van de mens op de natuur, 1864: “Als er niets veranderde, zou de bodem zozeer geruïneerd worden en zou het klimaat zo buitensporig worden dat er mogelijk zelfs uitsterving van de menselijke soort dreigde. ….. In Europa was het landschap bijna even desolaat als dat op de maan geworden.”
Presbyter Johannes, in een brief aan Rome en Constantinopel, 12de eeuw: “Ik, Presbyter Johannes, ben de heerser der heersenden, en ik overtref alle koningen in de hele wereld in rijkdom, deugd en macht …. Melk en honing vloeien vrijelijk in onze landen; gif kan er geen kwaad doen en er zijn geen luidruchtig kwakende kikkers.”
Pieter van den Broecke, Antwerpenaar die in Amsterdam woonde en in opdracht van een handels compagnie (die later de Oost-Indische Compagnie zou worden) in 1608 Kongo verkent op zoek naar ivoor en koper, beschrijft in zijn reisverslagen een raar soort mensen: “Omtrent de rivier Kakongo houden zich een zeker slag mensen op, bij de Portugezen genaamd ‘Salvagis’ (bosmensen); zij zijn heel wild, kunnen niet spreken, lopen naakt en zijn heel ruig met over hun hele lichaam haar; achter boven de kloof van hun aars staat een staartje, een duim groot”.
Pieter van den Broecke was de eerste Europeaan die gorilla’s beschreef.
De Franse missionaris Armand David, 19de eeuwse China-reiziger en groot natuurliefhebber, was de eerste westerling die nieuwe soorten in China beschreef (het Pater Davidshert is naar hem genoemd), in zijn dagboek in 1869:“Het is ongelooflijk dat de Schepper zo veel organismen op aarde heeft gezet, om ze vervolgens door de mens, zijn meesterwerk, voorgoed te laten vernietigen”.
Barones St Helier, schrijfster en columniste, feministe, autoracer, in 1904, over de opkomst van de auto: ‘Demos zal de weg overnemen, in zijn eigen tempo, voor zijn eigen volkse genoegens. Het platteland zal overlopen worden door een invasie van kleine goedkope auto’s, waar de grote en sterkere doorheen zullen stormen, met rampzalige gevolgen”.