VMM rapport oktober 2017 : Nitraat en fosfaat in water blijft probleem in landbouwgebied
We meten nog steeds hoge concentraties van nitraat en fosfaat in de waterlopen. De waterkwaliteit in landbouwgebied verbetert sinds 2013 niet meer voor nitraat. Voor fosfaat is er geen verbetering meer sinds 2010. Hoge concentraties nutriënten (zoals nitraat en fosfaat) hebben een negatieve impact op de ecologische toestand van het water en bedreigt de drinkwaterproductie.
In het winterjaar 2016-2017 was er op 21% van de meetplaatsen minstens één keer een overschrijding van de drempel-waarde van 50 mg nitraat per liter. De doelstelling van MAP 5 (mestactieprogramma 2015-2018) om tegen 2018 het over-schrijdingspercentage terug te dringen tot maximaal 5% van de meetplaatsen zal niet haalbaar zijn. Sinds 2002 is er wel een sterke daling van het percentage meetplaatsen met overschrijding van de drempelwaarde voor nitraat. Maar sinds het winterjaar 2013-2014 blijft het percentage overschrijdingen stabiel op 20 à 21%. Uit de trendanalyse van de nitraatconcentraties per meetplaats van winterjaar 2007-2008 tot en met winterjaar 2016-2017 blijkt wel dat het percentage meetplaatsen met een significante dalende trend (38%) merkelijk groter is dan het percentage meetplaatsen met een significante stijgende trend (2%). Voor orthofosfaat overschreden in het winterjaar 2016-2017 de gemiddelde concentraties de milieukwaliteitsnorm op 67% van de meetplaatsen. Sinds 2010 is er geen verbetering in de waterkwaliteit voor fosfaat: op de meeste meetplaatsen (77 %) treedt er geen verbetering op, op 19% van de meetplaatsen is er een verslechtering. De fosfaatproblematiek verdient meer aandacht in het mestbeleid. Extra maatregelen zijn nodig om het fosfaatprobleem aan te pakken. Om de invloed van de landbouw op de kwaliteit van het oppervlaktewater op te volgen, doet de VMM sinds 1999 metingen via het MAP-meetnet. De resultaten van het MAP-meetnet worden door de VMM getoetst aan de drempelwaarde voor nitraat uit het Mestdecreet en aan de milieukwaliteitsnorm voor orthofosfaat zoals bepaald in VLAREM II.
In het winterjaar 2016-2017 was er op 21% van de meetplaatsen minstens één keer een overschrijding van de drempel-waarde van 50 mg nitraat per liter. De doelstelling van MAP 5 (mestactieprogramma 2015-2018) om tegen 2018 het over-schrijdingspercentage terug te dringen tot maximaal 5% van de meetplaatsen zal niet haalbaar zijn. Sinds 2002 is er wel een sterke daling van het percentage meetplaatsen met overschrijding van de drempelwaarde voor nitraat. Maar sinds het winterjaar 2013-2014 blijft het percentage overschrijdingen stabiel op 20 à 21%. Uit de trendanalyse van de nitraatconcentraties per meetplaats van winterjaar 2007-2008 tot en met winterjaar 2016-2017 blijkt wel dat het percentage meetplaatsen met een significante dalende trend (38%) merkelijk groter is dan het percentage meetplaatsen met een significante stijgende trend (2%). Voor orthofosfaat overschreden in het winterjaar 2016-2017 de gemiddelde concentraties de milieukwaliteitsnorm op 67% van de meetplaatsen. Sinds 2010 is er geen verbetering in de waterkwaliteit voor fosfaat: op de meeste meetplaatsen (77 %) treedt er geen verbetering op, op 19% van de meetplaatsen is er een verslechtering. De fosfaatproblematiek verdient meer aandacht in het mestbeleid. Extra maatregelen zijn nodig om het fosfaatprobleem aan te pakken. Om de invloed van de landbouw op de kwaliteit van het oppervlaktewater op te volgen, doet de VMM sinds 1999 metingen via het MAP-meetnet. De resultaten van het MAP-meetnet worden door de VMM getoetst aan de drempelwaarde voor nitraat uit het Mestdecreet en aan de milieukwaliteitsnorm voor orthofosfaat zoals bepaald in VLAREM II.
De reactie van Natuurpunt en West Vlaamse milieufederatie van 19/10/017 op het rapport
Onze waterlopen blijven te veel mest slikken, met nefaste gevolgen voor waterleven en drink-waterproductie. “De waterkwaliteit in landbouwgebied verbetert sinds 2013 niet meer voor nitraat. Voor fosfaat is er geen verbetering meer sinds 2010”, zo luidt het vandaag verschenen rapport van de Vlaamse Milieumaatschappij over de waterkwaliteit in landbouwgebied. “Alhoewel het mestbeleid van de overheid jaarlijks miljoenen euro’s kost, is er de laatste jaren amper vooruitgang geboekt in de kwaliteit van ons oppervlaktewater,” zeggen Natuurpunt, Bond Beter Leefmilieu en de West-Vlaamse Milieufederatie.
Bron van het probleem: de industriële veeteelt produceert veel meer mest dan de Vlaamse akkers aankunnen. Willen we meer vooruitgang boeken, dan dringt een knip op de veestapel zich op. Als Vlaanderen zou kiezen voor een afbouwscenario van industriële en grondloze veehouderij, komen veestapel en milieu weer in evenwicht.
21% meetpunten overschrijden de norm
Voor het vierde jaar op rij lukt het niet om het aantal MAP-meetpunten die de nitraatnorm overschrijden te doen dalen. Het voorbije jaar steeg het aantal meetpunten met overschrijding van de drempelwaarde zelfs van 20 naar 21%. Dat is mijlenver van de doelstelling van 5% die Vlaanderen zichzelf tegen 2018 oplegde. Niemand gelooft nog dat de Europese verplichtingen in het kader van de Nitraatrichtlijn gehaald zullen worden. Ook de Europese Commissie niet, die nerveus over de rug van de minister toekijkt.
Mestactieplannen keren het tij niet
In de jaren ‘90 was de toestand zo dramatisch dat zogeheten mestactieplannen werden ingevoerd. Dat beleid én de inspanningen die boeren geleverd hebben om zorgvuldiger te bemesten, hebben zeker ef-fect gehad. Maar sinds 2013 lijkt het laaghangend fruit geplukt te zijn en blijven de échte uitdagingen zonder oplossing. Er is geen vooruitgang meer. Het IJzerbekken kent zelfs een forse achteruitgang.
Industriële veeteelt en intensieve groenteteelt
Het probleem dat iedereen ziet, maar niemand wil aanpakken is de omvang van onze veestapel. Niet toevallig zijn de drie regio’s waar de waterkwaliteit het slechtst is (het Leie- Maas-, en IJzerbekken), gekend om hun grote aantallen varkens, koeien en kippen. Maar ook de industriële groenteteelt gaat niet vrijuit: de intensieve aanpak leidt daar dikwijls tot overbemesting. De probleemregio’s zijn vandaag verantwoordelijk voor het slecht rapport van het vijfde mestactieplan. De aanmaning uit Europa zal echter wegen op álle landbouwers in Vlaanderen.
Van industriële veeteelt naar veehouderij op maat van Vlaanderen
Zowel landbouwers als het milieu lijden onder de doorgedreven industrialisering van de veeteelt die exportgedreven voor de wereldmarkt produceert. Het is tijd voor een evenwichtiger model, waarin lokale productie en kwaliteit centraal staan. De overheid kan zo’n omslag sturen. Het zou de landbouwers, de volksgezondheid en het leefmilieu ten goede komen. Een gestage afbouw van de veestapel lijkt daarin onontbeerlijk, maar blijft nog steeds een politiek taboe. Hoeveel dieper moet het mestbeleid zich nog vastrijden om dat taboe te doorprikken?
Bron van het probleem: de industriële veeteelt produceert veel meer mest dan de Vlaamse akkers aankunnen. Willen we meer vooruitgang boeken, dan dringt een knip op de veestapel zich op. Als Vlaanderen zou kiezen voor een afbouwscenario van industriële en grondloze veehouderij, komen veestapel en milieu weer in evenwicht.
21% meetpunten overschrijden de norm
Voor het vierde jaar op rij lukt het niet om het aantal MAP-meetpunten die de nitraatnorm overschrijden te doen dalen. Het voorbije jaar steeg het aantal meetpunten met overschrijding van de drempelwaarde zelfs van 20 naar 21%. Dat is mijlenver van de doelstelling van 5% die Vlaanderen zichzelf tegen 2018 oplegde. Niemand gelooft nog dat de Europese verplichtingen in het kader van de Nitraatrichtlijn gehaald zullen worden. Ook de Europese Commissie niet, die nerveus over de rug van de minister toekijkt.
Mestactieplannen keren het tij niet
In de jaren ‘90 was de toestand zo dramatisch dat zogeheten mestactieplannen werden ingevoerd. Dat beleid én de inspanningen die boeren geleverd hebben om zorgvuldiger te bemesten, hebben zeker ef-fect gehad. Maar sinds 2013 lijkt het laaghangend fruit geplukt te zijn en blijven de échte uitdagingen zonder oplossing. Er is geen vooruitgang meer. Het IJzerbekken kent zelfs een forse achteruitgang.
Industriële veeteelt en intensieve groenteteelt
Het probleem dat iedereen ziet, maar niemand wil aanpakken is de omvang van onze veestapel. Niet toevallig zijn de drie regio’s waar de waterkwaliteit het slechtst is (het Leie- Maas-, en IJzerbekken), gekend om hun grote aantallen varkens, koeien en kippen. Maar ook de industriële groenteteelt gaat niet vrijuit: de intensieve aanpak leidt daar dikwijls tot overbemesting. De probleemregio’s zijn vandaag verantwoordelijk voor het slecht rapport van het vijfde mestactieplan. De aanmaning uit Europa zal echter wegen op álle landbouwers in Vlaanderen.
Van industriële veeteelt naar veehouderij op maat van Vlaanderen
Zowel landbouwers als het milieu lijden onder de doorgedreven industrialisering van de veeteelt die exportgedreven voor de wereldmarkt produceert. Het is tijd voor een evenwichtiger model, waarin lokale productie en kwaliteit centraal staan. De overheid kan zo’n omslag sturen. Het zou de landbouwers, de volksgezondheid en het leefmilieu ten goede komen. Een gestage afbouw van de veestapel lijkt daarin onontbeerlijk, maar blijft nog steeds een politiek taboe. Hoeveel dieper moet het mestbeleid zich nog vastrijden om dat taboe te doorprikken?
De reactie van het Vlaams Infocentrum land en Tuinbouw.
Uit een persbericht van het Vlaams Infocentrum Land en Tuinbouw (VILT) van 11 december 2017: ‘Over het algemeen is de waterkwaliteit op het Vlaamse platteland niet goed. Hoewel elk nieuw mestactieplan strenger was dan het vorige wordt er onvoldoende vooruitgang geboekt. De resultaten voor zowel nitraat als fosfaat zijn ver verwijderd van de doelstellingen. De maatregelen uit het vijfde mestactieplan brachten niet de verhoopte vooruitgang. De oppervlaktewaterkwaliteit blijft met 21 procent rode MAP-meetpunten, die de norm van 50 mg nitraat per liter overschrijden, onbereikbaar ver verwijderd van de vijf-procent-doelstelling in 2018. Voor fosfaat wordt geen status quo maar een kleine verbetering gemeld, maar een reden tot juichen is dat niet want 67 procent van alle meetpunten overschrijdt de milieukwaliteitsnorm voor fosfaat.’
Maar volgens het VILT is er toch nog verbetering mogelijk zonder de mestwetgeving te verstrengen. Het VILT: ‘Controleurs van de Mestbank als bedrijfsbegeleiders stellen vast dat sommige veehouders ondoordacht omspringen met mestopslag of -afvoer, de bemestingsstrategie nog niet altijd op punt staat en de mestsamenstelling de realiteit onvoldoende weerspiegelt. Het klinkt vreemd maar eigenlijk is het dus positief’.
De kronkel van het VILT in gewone taal: Er wordt veel gefraudeerd met de mestwetgeving. We halen de Europese normen niet, maar een verstrenging van de wetgeving hoeft niet, wel betere controle, dan halen we misschien wel de EU-doelstellingen. Of, in hun woorden ‘Er zit met andere woorden nog rek op, maar de tijd dringt.’ Elders in het VILT-bericht ‘Anno 2017 is de kloof tussen de waterkwaliteitsdoelstellingen en de meetresultaten nog altijd zo groot dat je je kan afvragen of ze überhaupt wel overbrugbaar is door het keurslijf waarin land- en tuinbouwers zitten nog wat strakker aan te spannen. Wat dat betreft zijn de kleine en grotere fouten in mestaanvoer en -afvoer in feite goed nieuws, want ze doen vermoeden dat er nog behoorlijk wat marge is als iedereen even hard zijn best zou doen. Controleacties door de Mestbank en begeleidingsacties van coördinatiecentrum CVBB en de (ter ziele gegane) VLM-dienst Bedrijfsadvies wijzen er op dat er zeker nog vooruitgang mogelijk is.’ Elders op de website van VILT lezen we het volgende: ‘Bij 285 van de 669 landbouwbedrijven waar een doorlichting volledig werd afgerond, zijn er maatregelen, boetes of sancties opgelegd.’ Wat wil zeggen dat bij bijna de helft van de gecontroleerde bedrijven onregelmatigheden m.b.t. mest werden vastgesteld. VILT geeft meer details over de problemen die worden vastgesteld: ‘Een weerkerende vaststelling op veebedrijven is een tekort aan mestafzet. Veel bedrijven compenseren dit door een hogere hoeveelheid mest in opslag aan te geven dan de werkelijkheid, of door creatief om te gaan met de mestafvoer van het bedrijf’. Volgens de theoretische berekeningen van het VILT zijn er geen mestoverschotten meer in Vlaanderen en zouden dus de EU-normen moeten gehaald worden. De totale productie dierlijke mest in Vlaanderen bedraagt 127 miljoen kilo stikstof en 60,5 miljoen kilo fosfaat, het resultaat van 42,4 miljoen dieren. Op Vlaamse grond kan 117 miljoen kilo stikstof legaal afgezet worden. 1 miljoen kilo stikstof wordt afgezet buiten Vlaanderen. Rest nog 9 miljoen kilo stikstof, en die wordt vervoerd naar mestverwerkingsinstallaties in Vlaanderen (121 mestverwerkingsinstallaties) of erbuiten. Maar ook bij de mestverwerkingsinstallaties loopt het niet zoals het moet. Uit een VILT-bericht van 14 december 2017: ‘In totaal werd één op de vijf mestverwerkingsinstallaties in Vlaanderen doorgelicht in anderhalf jaar tijd. Bij deze 32 gecontroleerde installaties werden 17 maatregelen opgelegd. Waarom lukt het dan niet, vraagt de VILT zich af.
Een voorzichtig antwoord: omdat de fraude heel groot is. En om het nog wat erger te maken, de veestapel in Vlaanderen breidt maar uit.
VALK ontvangt voortdurend alarmerende berichten over uitbreiding van veefabrieken. Gigantische kippenstallen (Van Schil in Poederlee: een 200.000 kippen), melkveeboerderijen (in aanvraag nu: vlak tegen de Zegge: uitbreiding van 650 stuks melkvee naar 1400 melkkoeien!), uitbreiding van varkensstallen (Rijkevorsel) en kalverstallen (Poppel). En dit zijn maar een paar voorbeelden. Het halen van de EU-doelstellingen waterkwaliteit wordt gewoon onmogelijk. Zie ook in het artikel ‘VALK-actief ‘ over de kippenstal in Poederlee.
Maar volgens het VILT is er toch nog verbetering mogelijk zonder de mestwetgeving te verstrengen. Het VILT: ‘Controleurs van de Mestbank als bedrijfsbegeleiders stellen vast dat sommige veehouders ondoordacht omspringen met mestopslag of -afvoer, de bemestingsstrategie nog niet altijd op punt staat en de mestsamenstelling de realiteit onvoldoende weerspiegelt. Het klinkt vreemd maar eigenlijk is het dus positief’.
De kronkel van het VILT in gewone taal: Er wordt veel gefraudeerd met de mestwetgeving. We halen de Europese normen niet, maar een verstrenging van de wetgeving hoeft niet, wel betere controle, dan halen we misschien wel de EU-doelstellingen. Of, in hun woorden ‘Er zit met andere woorden nog rek op, maar de tijd dringt.’ Elders in het VILT-bericht ‘Anno 2017 is de kloof tussen de waterkwaliteitsdoelstellingen en de meetresultaten nog altijd zo groot dat je je kan afvragen of ze überhaupt wel overbrugbaar is door het keurslijf waarin land- en tuinbouwers zitten nog wat strakker aan te spannen. Wat dat betreft zijn de kleine en grotere fouten in mestaanvoer en -afvoer in feite goed nieuws, want ze doen vermoeden dat er nog behoorlijk wat marge is als iedereen even hard zijn best zou doen. Controleacties door de Mestbank en begeleidingsacties van coördinatiecentrum CVBB en de (ter ziele gegane) VLM-dienst Bedrijfsadvies wijzen er op dat er zeker nog vooruitgang mogelijk is.’ Elders op de website van VILT lezen we het volgende: ‘Bij 285 van de 669 landbouwbedrijven waar een doorlichting volledig werd afgerond, zijn er maatregelen, boetes of sancties opgelegd.’ Wat wil zeggen dat bij bijna de helft van de gecontroleerde bedrijven onregelmatigheden m.b.t. mest werden vastgesteld. VILT geeft meer details over de problemen die worden vastgesteld: ‘Een weerkerende vaststelling op veebedrijven is een tekort aan mestafzet. Veel bedrijven compenseren dit door een hogere hoeveelheid mest in opslag aan te geven dan de werkelijkheid, of door creatief om te gaan met de mestafvoer van het bedrijf’. Volgens de theoretische berekeningen van het VILT zijn er geen mestoverschotten meer in Vlaanderen en zouden dus de EU-normen moeten gehaald worden. De totale productie dierlijke mest in Vlaanderen bedraagt 127 miljoen kilo stikstof en 60,5 miljoen kilo fosfaat, het resultaat van 42,4 miljoen dieren. Op Vlaamse grond kan 117 miljoen kilo stikstof legaal afgezet worden. 1 miljoen kilo stikstof wordt afgezet buiten Vlaanderen. Rest nog 9 miljoen kilo stikstof, en die wordt vervoerd naar mestverwerkingsinstallaties in Vlaanderen (121 mestverwerkingsinstallaties) of erbuiten. Maar ook bij de mestverwerkingsinstallaties loopt het niet zoals het moet. Uit een VILT-bericht van 14 december 2017: ‘In totaal werd één op de vijf mestverwerkingsinstallaties in Vlaanderen doorgelicht in anderhalf jaar tijd. Bij deze 32 gecontroleerde installaties werden 17 maatregelen opgelegd. Waarom lukt het dan niet, vraagt de VILT zich af.
Een voorzichtig antwoord: omdat de fraude heel groot is. En om het nog wat erger te maken, de veestapel in Vlaanderen breidt maar uit.
VALK ontvangt voortdurend alarmerende berichten over uitbreiding van veefabrieken. Gigantische kippenstallen (Van Schil in Poederlee: een 200.000 kippen), melkveeboerderijen (in aanvraag nu: vlak tegen de Zegge: uitbreiding van 650 stuks melkvee naar 1400 melkkoeien!), uitbreiding van varkensstallen (Rijkevorsel) en kalverstallen (Poppel). En dit zijn maar een paar voorbeelden. Het halen van de EU-doelstellingen waterkwaliteit wordt gewoon onmogelijk. Zie ook in het artikel ‘VALK-actief ‘ over de kippenstal in Poederlee.